29 apr Start rondetafelconferentie tegen racisme
Mijn toesprak van 29 april 2021 voor de start van Rondetafelconferentie tegen racisme.
Dag iedereen,
Eerst en vooral wil ik graag het Brusselse Parlement bedanken, en in het bijzonder de voorzitter, voor het organiseren van de “Rondetafelconferentie tegen racisme”. Dit initiatief, waarbij de verenigingssector, de academische wereld en de vertegenwoordigers van alle Brusselaars ten volle betrokken worden, is van essentieel belang om een constructieve en serene dialoog te kunnen aangaan over racismebestrijding in het Brussels Gewest.
Hier, in het hart van de Brusselse democratie, brengt u de mensen bijeen die rechtstreeks betrokken zijn bij deze kwesties. En ze zijn talrijk. De verenigingen die actief zijn in de strijd tegen racisme, de sociale partners, academische deskundigen, de parlementsleden en de leden van de Brusselse regering, allen verenigd rond een gemeenschappelijk doel dat dringend weer een centrale bekommernis moest worden.
De cijfers doen ons dat eens te meer beseffen. In het Brussels Gewest neemt het aantal door UNIA gerapporteerde gevallen van discriminatie toe. Over enkele minuten zult u kunnen luisteren naar mevrouw Keytsman en de heer Charlier.
In 2019 waren er in Brussel 198 meldingen met betrekking tot zogenaamde « raciale » criteria, dat wil zeggen: vermeend ras, huidskleur, nationaliteit, (joodse) afkomst en nationale of etnische herkomst, en 99 meldingen met betrekking tot religieuze en/of levensbeschouwelijke overtuigingen.
Wanneer we alle criteria samen bekijken en een vergelijking maken tussen 2015 en 2019, is er sprake van een verdubbeling van het aantal meldingen: van 627 naar 1315. Het staat ook vast dat veel personen het doelwit kunnen zijn van meervoudige discriminatie, ook wel intersectionaliteit genoemd.
De gezondheidscrisis heeft de zaken er helaas niet beter op gemaakt: tijdens de lockdown van afgelopen voorjaar hield bijna de helft van de meldingen op basis van raciale criteria die bij Unia binnenkwamen, verband met Covid-19, met name ten aanzien van mensen van Aziatische afkomst, maar niet alleen.
Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om het uitstekende werk van UNIA te belichten. Voor mij, als staatssecretaris voor Gelijke Kansen, zijn deze gegevens belangrijk om de zaken objectief te kunnen bekijken.
We mogen echter niet vergeten dat deze cijfers over het aantal meldingen en dossiers bij Unia helaas slechts het topje van de ijsberg weergeven.
Er is namelijk een groot verschil tussen het aantal slachtoffers van discriminatie of haatmisdrijven en het aantal mensen dat ook echt de stap zet om een melding te doen bij UNIA of een klacht in te dienen bij de politie. “Onderrapportering” of seponeringen van discriminerende feiten zijn eveneens de realiteit. Die problematiek vormt een belangrijke uitdaging in de strijd tegen racisme en discriminatie.
Het onzichtbare deel van de ijsberg is het racisme dat elke dag in kleine mate opduikt in het leven van de Brusselaars die, zoals ik – en ook sommigen van u – een iets donkerder huidskleur hebben, of een achternaam hebben of kleren dragen of andere fysieke eigenschappen hebben die “niet echt van hier” zijn, zoals we soms te horen krijgen.
Het is duidelijk dat voor deze Brusselaars racistische stigmatisering deel uitmaakt van het dagelijkse leven: of het nu op de speelplaats is, tijdens een sollicitatiegesprek, bij het zoeken naar een woning, bij de bank, of gewoon op straat of in het openbaar vervoer…
Er zijn tal van daden van micro-agressie waarvoor niet per se een klacht of een melding wordt ingediend. Het kan gaan om grapjes die een beetje grof zijn, starende blikken, iemand die aan de andere kant van de straat gaat lopen of van zitplaats verandert… Gedragingen die op het eerste zicht onschuldig lijken, maar daarom niet minder pijnlijk zijn voor de slachtoffers die ermee te maken krijgen.
We mogen niet lijdzaam toekijken op de cijfers, maar ook niet op deze situaties, die nog veel te vaak voorkomen, en die ongemerkt de fundamenten van ons samenleven onderuithalen.
*
* *
Tijdens de vorige legislatuur werd in maart 2019 het Brussels Actieplan ter bestrijding van racisme en discriminatie goedgekeurd. De algemene doelstelling van dit plan was om elk lid van de Brusselse regering te mobiliseren binnen het kader van diens bevoegdheden. Zo werden er 23 maatregelen goedgekeurd.
Dit Actieplan werd eind 2020 afgerond, en er werden een aantal bedenkingen over geuit, met name door de verenigingssector en door verschillende adviesorganen zoals het IGVM, Unia, Actiris, de Raad voor Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen en Brupartners. Het was dus cruciaal om het Plan te evalueren om bij de opstelling van het volgende plan aan de verwachtingen van de sector te kunnen voldoen.
Wij hebben deze opdracht toevertrouwd aan een externe consultant, de heer Bernard Lambrecht van de firma Comase, die u zo dadelijk zijn evaluatieverslag zal voorleggen. Ik wilde dat hij kon rekenen op de steun van een begeleidingscomité bestaande uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, van equal.brussels, van Brussel Plaatselijke Besturen, alsook van UNIA en het IGVM.
Zo is er een grondig onderzoek uitgevoerd door middel van een vragenlijst die aan een honderdtal verenigingen is toegezonden, maar ook door middel van “face to face”-interviews met talrijke referentiepersonen. De bedoeling hiervan was om zoveel mogelijk informatie te verzamelen om een beeld te krijgen van de problemen en de te bereiken doelstellingen dat zo dicht mogelijk aanleunt bij het terrein – en dus zo betrouwbaar mogelijk is.
Naast de evaluatie van het vorige plan wordt in dit verslag ook een reeks aanbevelingen gedaan die nuttige input zouden moeten leveren voor de werkzaamheden van de 6 workshops die in het kader van uw Rondetafelconferentie staan gepland.
*
* *
Ik ben mij bewust van deze unieke kans om te kunnen rekenen op het waardevolle werk van zoveel verenigingen, instellingen, deskundigen en parlementsleden die zich inzetten voor de bestrijding van discriminatie.
Dit sterkt mij – voor zover dat nog nodig was – nog meer in mijn vastberadenheid om het nieuwe gewestelijke actieplan voor racismebestrijding uit te werken. Ik ben namelijk wel degelijk van plan mijn verantwoordelijkheid op te nemen voor een efficiënte en transversale coördinatie van de antwoorden die we moeten bieden aan de slachtoffers, en het sterke signaal dat we moeten geven aan de daders, wiens haatboodschappen of haatmisdrijven hier in Brussel niet thuishoren.
En dit via een concreet actieplan, aangepast aan de specifieke kenmerken van Brussel, dat grotendeels geïnspireerd zal zijn op de actieprioriteiten die u zal hebben aanbevolen. Op die manier zal het plan ook beantwoorden aan de wensen van de actoren in de strijd tegen racisme die u hier vertegenwoordigt, zodat zij directer bij de opstelling van dit plan kunnen worden betrokken.
Dit plan moet ook deel uitmaken van een breder perspectief, gecoördineerd op nationaal niveau waar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals u weet, actief deelneemt aan de werkzaamheden van de Interministeriële Conferentie ter bestrijding van racisme. Het doel is de verbintenis na te komen die België in 2001 in Durban is aangegaan en – « eindelijk! », zou ik zeggen – een interfederaal actieplan tegen racisme en rassendiscriminatie aan te nemen.
Deze verbintenis is van cruciaal belang voor de tenuitvoerlegging van een gecoördineerd beleid ter bestrijding van racisme. Er zijn namelijk veel bevoegdheden die een hefboom kunnen zijn en die buiten de gewestelijke bevoegdheid vallen, zoals onderwijs, justitie, of de opleiding van federale politieagenten.
Wij hebben natuurlijk de Brusselse besturen, equal.brussels, Brussel Huisvesting en Brussel Preventie en Veiligheid betrokken bij de werkzaamheden die hen aangaan. Rudi Vervoort, Barbara Trachte en ikzelf hebben er namens het Brussels Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie ook voor gepleit dat de verenigingssector en UNIA zouden kunnen tussenkomen in de verschillende stadia van het uitwerkingsproces van dit interfederale plan.
Het Brussels Gewest coördineert overigens ook een van de werkgroepen die gewijd is aan huisvesting, wat voor mij heel belangrijk was gezien de twee bevoegdheden waarvoor ik in het Gewest verantwoordelijk ben: gelijke kansen en huisvesting.
*
* *
Alvorens af te sluiten, wil ik nog even terugkomen op twee lopende projecten die ons arsenaal ter bestrijding van discriminatie zullen aanvullen:
- Eerst en vooral de opmaak van een Brussels wetboek ter bestrijding van discriminatie. Het is de bedoeling alle reglementaire bepalingen die momenteel op het gebied van discriminatiebestrijding bestaan, in één wetboek samen te brengen.
Doordat het aantal bepalingen in de loop der jaren zo sterk is toegenomen, zijn ze moeilijk te begrijpen en toe te passen, waardoor ze veel minder doeltreffend zijn geworden.
Mijn doelstelling is dus tweeledig: dat dit eenvormige wetboek uiteindelijk leidt tot een betere bescherming van de grondrechten van alle Brusselaars, en dat de Brusselaars hun grondrechten ook beter kennen dankzij dit wetboek.
- Tot slot heb ik in het kader van het Noodplan voor Huisvesting, dat wij eind 2020 hebben goedgekeurd, een globale aanpak uitgewerkt om het recht op huisvesting beter te garanderen en om discriminatie op de woonmarkt doeltreffender te bestrijden. Dit dossier ligt mij bijzonder na aan het hart en moet ik vanmorgen aan de regering voorleggen. Ik kan dus jammer genoeg niet langer bij u blijven, maar daar zijn uitstekende redenen voor, daar ben ik van overtuigd. Mijn medewerkers blijven uiteraard uw besprekingen zeer aandachtig volgen.
*
* *
Ik zou willen afronden met u allen nogmaals te bedanken dat u actief hebt willen deelnemen aan de “Rondetafelconferentie tegen racisme”. Uw inzet is eens zo belangrijk in een tijd waarin racisme, discriminatie en afwijzing van anderen steeds vrijer tot uiting komen. Samen moeten we deze fenomenen krachtig bestrijden. Ik twijfel er niet aan dat u dit engagement zul aangaan, met professionalisme en vastberadenheid, ten gunste van elke Brusselaar.
Veel succes aan iedereen.
Nawal Ben Hamou